Bouillon 19

Artikel 57 van 76
€ 5,00 (inclusief btw)

Coverfoto 
Daniel Maissan

Korte berichten uit de bonte restaurantwereld

Hans van Wolde doet het met zijn hart
tekst: Petra de Hamer,
'Ontbijten, dat is elke dag vakantie. Om halfelf, elf uur, zo’n vers krakend croissantje met geprakte framboosjes. Een lekkere lichte smoothie: geen banaan erdoor natuurlijk maar met citrusfruit en ananas. Dan een klein, warm gepocheerd eitje op een gebakken brioche. Oeuf Bénédicte zonder de mousseline. En een plakje zalm erbij. Dan een versgetoaste boterham met rosbief, tomaat, notensla, peper en zout en wat kwark. Wat rijpe meloen, wat rijpe ananas. Heerlijk.'
Zei Hans van Wolde, de man met twee Michelinsterren en een derde binnen handbereik. Zei de man die zoveel over zijn privé-leven vertelt, dat weinig nog geheim lijkt. Wij weten alles al, som ik voorzichtig op. Dat hij graag een kind wil. Met Daniëlle, zijn ex, zal hij dat kind niet krijgen. Maar zij is wel de gastvrouw en mede-eigenaar van Beluga, die de touwtjes strak in handen heeft. Dat hij haar vroeger afblafte als iets hem niet zinde en dat hij dat sinds de scheiding nooit meer heeft gedaan, het is geen verrassing meer. Hij is nu 40 en vraagt zich af of hij ooit wel vader wordt. Ik zeg dat hij boft: als man kun je nog wel even voort met piekeren daarover. Hij kijkt me aan: 'Ja dat zeg jij nou wel elke keer, maar wie zegt dat dat kind er ooit nog komt?'

Kroegschuifelen met mijn vader
Tekst Nicolaas Klei
Mijn vader woont bij ons in huis en heeft Parkinson. Niet veel Parkinson, maar wel net zo dat hij nu niet meer in z'n uppie naar buiten durft te schuifelen. Dus schuifelen we samen. Om vier uur 's middags, naar de kroeg even verderop. Niet elke dag, het moet niet te gek worden, en familie en vrienden willen ook met 'm op stap, maar toch, ik ben nog nooit zo vaak in de kroeg geweest als de laatste tijd. 
De kroeg heet Welling en er is nog nooit iets veranderd. Ja, een keer. Toen moest er een nieuwe vloer in. Alle vaste bezoekers stonden er met hun neus bovenop om toe te zien dat de nieuwe vloer precies op de oude zou lijken en ook verder alles hetzelfde bleef. 

Ducasse geeft Parijs de Eiffeltoren terug
tekst Karin Kuijpers
Op 115 meter hoogte is Jules Verne, het nieuwe restaurant van topkok Alain Ducasse, de culinaire hotspot van de stad. Wijn, eten, alles is tout français. Alleen de toeristen zijn import. Ducasse: 'Nu nog een restaurant op Mars.' 
Sinds de Belgische sous-chef Ruben elke dag via de trap naar zijn werk gaat, is zijn conditie flink verbeterd. Langs 1060 treden omhoog door de slagader van het symbool van Parijs dat met 2,5 miljoen klinknagels bij elkaar wordt gehouden. Da’s zweten. Ruben: 'Het zijn niet zozeer die treden, als wel de transparantie van de Eiffeltoren met al die pylonen die me duizelig maken.'
Zijn 20 collega’s staan beneden in witte schorten te wachten op de dienstlift die veel te lang wegblijft. Een licht chagrijnige sfeer ontstaat. Niets doen terwijl er nog zoveel moet gebeuren, zorgt voor spanning. Voor de gasten is er de met tapijt beklede privé-lift in de zuidpilaar die hen in rap tempo naar een van de mooiste uitzichten ter wereld brengt.
De Robocop van Frankrijk, Alain Ducasse (51), heeft met de Eiffeltoren weer een droom gerealiseerd. Alsof een imperium van 24 restaurants, vier taveernes, vier bakkerijen, twee kookscholen, een hotel consortium en een uitgeverij nog niet genoeg was. Maar Ducasse is als een kind. Onverzadigbaar en nieuwsgierig.

Zuiver zomerse frisheid
tekst Loes Janssen
De sneeuw van de vulkaan Etna, een natuurlijke diepvries bij uitstek, wordt al sinds mensenheugenis gebruikt ter verkoeling van dranken en etenswaar. De Oude Grieken en Romeinen koelden er hun wijn mee en de Arabieren gebruikten de fijne ijskristallen voor hun sciarbàt: met ijswater aangelengde vruchtensiroop. De ontwikkeling van sciarbàt naar granita, een frisse versnapering op basis van bevroren en gemalen water, suiker en citroensap, was een kleine stap. Er bestaat geen tongstrelender zomers ontbijt dan een granita, die vandaag de dag in alle denkbare smaken verkrijgbaar is. Vroeger aten Sicilianen granita met brood, tegenwoordig met een suikerzoete brioche.

Een neus voor London in de morgen
tekst Simone Brummelhuis 
Ontbijten doen veel Londoners buitenshuis. Op elke hoek van de straat is er wel een Starbucks, een Coffee Republic, een EAT, een Costa, een Cafe Nero of een Pret a Manger. De formule is dat je snel een latte met een muffin of een croissantje kunt meenemen, om vervolgens de underground in te gaan. Pret a manger mag dan door McDonalds zijn gekocht, het is een formule die velen aanspreekt. Zoveel mogelijk eten wordt ter plekke gemaakt en dat is heel wat anders dan de kleffe voorverpakte ontbijt- sandwiches van de meeste ketens. De laatste tijd komen er steeds meer nieuwe namen bij die proberen een graantje van het afbrokkelende marktaandeel van Starbucks mee te pikken. Het liefst openen ze ernaast, zoals het knalroze Apostrophe, het alternatieve Progresso en zelfs de gerestylde Macdonalds. 

Lekker eten, lekker voetballen kijken
tekst Will Jansen
Normaal: strak voorjaarsweer met bleke zon. Paar bokalen bier, een broodje vette bal en dan naar de klassieker Ajax-Feijenoord in de Arena.
Beter: Om half twaalf aanschuiven voor een drie gangen diner van topchef Erik van Loo die voor deze voetbalmiddag niet in het Rotterdamse Parkheuvel resideert, maar in de Arena Champions Lounge en dan met verwarmde billen Ajax gehakt zien maken van hun tegenstander.
Als gast van de heren Geert Kuperus en Sjaak Swart wordt je zachtkens in de watten gelegd. Van de champagne bij binnenkomst tot en met de warme deken over je koude knieën in de comfortabele, bilwarmende seats en het heerlijke linzenkroketje in de tweede helft. De Champions Lounge is de grootste skybox van de Arena en fungeert bij elke voetbalwedstrijd van Ajax en het Nederlandse elftal, maar ook bij evenementen zoals een concert van Bruce Springsteen, als een soort huiskamer voor de gasten van de CL. Het is volgens de deelnemende managers de best georganiseerde vorm van relatiemanagement. Da’s mooi.

Kleffe rijst
tekst Renate van der Bas 
Schrijven, koken, wat is eigenlijk het verschil? Het recept voor dit verhaal over risotto: men smore enige warme herinneringen aan moeders rijstepap met bruine suiker, fruite hierin het geweldige boek over de dagelijkse maaltijd van Jozien Jobse, late dit ruim sudderen in de adviezen van de Italiaanse chefs Giorgio Locatelli en Luciano Parolari en kloppe er tenslotte lustig klontjes Johan Breedijk door, onze eigen Risotto-König in Luzern. Lees smakelijk!
Soms ervaar ik een plotseling opkomende behoefte aan rijst. Ik weet niet of u dat kent. Je systeem, gedirigeerd door de maagdarm regio, geeft opeens dringende signalen aan het hoofdkantoor dat er snel weer eens rijst in moet. Het zal wel een schreeuw om vezels zijn, of vitamine B. Geen enkel probleem om hier aan toe te geven: rijst is goed voor de mens.

Is Escabèche Christelijk?
tekst Jacques Meerman
Toen ik vorig jaar Il pesce, het Italiaanse visboek van Slow Food, aan het vertalen was, viel me iets op. In de Italiaanse keuken stikt het van de escabèches voor vis, en die heten in het uiterste noorden ongeveer net als in het uiterste zuiden en worden ook ongeveer net zo bereid. Gelet op de geschiedenis van Italië is dat op z’n minst opmerkelijk. Daarom heb ik het maar even gecontroleerd in het duimendikke Ricette regionali van Gosetti della Salda, en het klopt: scapece/scapice in het uiterste zuiden van de laars (Campanië, Puglia en Basilicata) naast scabecio in Ligurië zijn inhoudelijk identieke gerechten met een andere naam. Voor zoveel eensgezindheid moet een reden bestaan, maar ik kan nog even niets bedenken.
Eerst maar even een andere vraag. Waar komt escabèche vandaan? De eerste Nederlandse editie van de Larousse Gastronomique had er een verklaring voor. Volgens de Franse culi’s viel de naam uiteen in het middeleeuws-Spaanse voorvoegsel es-, dat een ontkenning inhield, en cabeche als verbastering van het Spaanse cabeza ofwel hoofd/kop. Escabèche zou dus betekenen dat vissen zonder kop werden ingelegd. Wat een aardig verhaal zou zijn geweest, als er in het middeleeuwse Spaans ooit een ontkennend voorvoegsel es- had bestaan. Maar helaas.

La vie flamboyante
Rob Baris, Rotterdamse horecapionier 
tekst Petra de Hamer
Het is een koude maandagmorgen als ik de auto langs de Maas parkeer. Een frisse wind, natuurlijk. Al is het in de rest van Nederland windstil, in Rotterdam waait het. Tegenover de chique Veerhaven waar platbodems en jachten dobberen, zit restaurant Z&M. Ik ben te vroeg, neem nog een kop koffie en croissant bij Grand Café Restaurant Loos en loop vervolgens terug naar het restaurant waar ik om tien uur heb afgesproken met de eigenaar ervan, Rob Baris. Als ik door het raam naar binnentuur en vind dat het eigenlijk akelig donker is binnen, komt hij de hoek om zwieren. 'Hallo, wilt u naar binnen?' Nou graag, ik heb een afspraak. 'Met wie dan wel?' Nou eh, met u? 'Ach wat leuk.'
Eigenlijk zouden we gaan praten over zijn nieuwe restaurant ’t Gemaal in de wijk Feijenoord op Zuid: een buurtrestaurant maar ook stagerestaurant, bedoeld om scholieren van het Albeda College op te leiden voor het horecavak. Met jongeren die hij nooit probleemjongeren zou noemen, maar juist als kansrijke jongeren beschouwt. En met als bedoeling, dat de jongeren daarna in de wijk hun weg zouden vinden in andere, nieuwe horeca. Van oorsprong een soort restaurant Fifteen eigenlijk, maar helaas met een minder succesvolle afloop. Want ondanks alle goede bedoelingen en een veelbelovende start sloot ’t Gemaal eind 2007 na zo’n 365 dagen haar deuren. 

Soenil Bahadoer: Mijn kop maalt maar door
Tekst Will Jansen
De Lindehof aan de Beekstraat in Nuenen heeft vast de kleinste keuken van Nederland. Vader en zoon Bahadoer staan gebroederlijk naast elkaar; Soenil is 39, Ryan 22, allebei op en top Hindoestaanse Surinamers, allebei bezeten van het koken. Er werken zes man op amper vijftien vierkante meter keuken en dat is passen en meten. De radio lekker hard, lachen om de kwinkslagen en iedereen toch geconcentreerd bezig. Ze zijn net twee weken met vakantie geweest en met een nieuwe kaart begonnen. Als het goed is, is het goed.
Ondanks een moeilijk begin gaat de piepjonge Soenil Bahadoer volop voor zijn kansen. Dat hij kok wilde worden stond al op zijn achtste vast. Zowel vader als moeder kookte graag en goed. Nog steeds kan zijn vader in de keuken langs de neus weg komen vragen of hij wel suiker bij de kabeljauw heeft gedaan. 
Ook Soenil's vrouw Esmee heeft een belangrijke rol gespeeld. 'Ze stond altijd achter me. Ze was 17 toen we trouwden. Toen ik bij Scholteshof werkte, was er bij ons ingebroken. Souverijns kon zo streng zijn, dat ik niet naar huis durfde te bellen om te vragen hoe het er voor stond. Maar ook toen bleef ze me steunen. Ze is mijn beste investering.'

Gissen naar de herkomst van gist
tekst René Zanderink 
Toen de eerste mens op een vaste plek zijn eigen potje ging koken, werd hij niet alleen van nomade huiseigenaar, maar kreeg ook huisdieren en plantte gewassen in de tuin rondom. Van jager en verzamelaar werd de mens kok en verwerker van de verzamelde ingrediënten. Maar het echte culinaire leven kon pas beginnen toen hij, nadat hij oeros en wilde boshoen had getemd, met hulp van bacteriën kon genieten van zuivelproducten als kaas en yoghurt. Toen hij daarnaast ook nog eens een relatie begon met schimmels, die we later gisten gingen noemen, werd het pas echt feest. Door vergisting oftewel fermentatie kon de mens genieten van brood, bier, wijn en gedestilleerd. Maar typisch is dat we vrij weinig weten over het prille begin van de samenwerking tussen gist en mens, terwijl we wel weten hoe de relatie tot stand kwam tussen mens en koe, paard, honingbij, appelboom, rogge en aardappel. Na duizenden jaren weten we nog steeds niet of gist volledig afhankelijk is van de mens, of dat het een eigen leven leidt? Met andere woorden: hoe vrij is de mens-gist-relatie?

Ook in Italië dreigt de smaakvervlakking 
Tekst Will Jansen 
Strak blauwe hemel, aangenaam fris windje, opwaaiende voorjaarsjurken, strak helder water, bottende bomen en besneeuwde bergtoppen op de achtergrond: het Lagio Maggiore ontwaakt. Bouillon ontdekte er de mooie ham, kaas en worstwinkel van Eros Buratti.
Raar land, Italië. De tweedeling is bijna voelbaar. Je hebt de staat Italië met zijn compleet gemankeerde, want vastgelopen, democratie en je hebt de Italianen. Jarenlang hadden de Italianen het goed en was Italië arm. Nu is er de alles opslokkende overheid die idioot hoge belastingen heft. Je hoort er de Italiaan wel over, maar dat gaat altijd met schouderophalen. Wat kun je doen, éhh? (handen gespreid uit elkaar en wenkbrauwen omhoog).
Toch maar een paar voorbeelden van de overheidsverkwisting:
In Italië rijden 570.000 donkerblauwe limousines met politiebegeleiding rond. Ter vergelijk, in de VS 70.000, in Frankrijk 63.000 en in Spanje 33.000.
Iedereen die twee jaar een functie in de landelijke of regionale politiek heeft bekleed, heeft recht op een staatspensioen. Elke politicus begint zijn ambtsperiode onmiddellijk met alle neven, nichten en vriendjes aan een overheidsbaantje te helpen zodat er in een stad als Verbania, met 55.000 inwoners, zomaar dertig vuilniszakkencontroleurs rondsjouwen. 
Een landelijke politicus werd betrapt met een prostitué. Hij werd geëxcuseerd: 'Dat kan ook niet anders als je zo ver van huis aan het werk bent.' Dus nu heeft iedere politicus in Rome recht op een huis aldaar, zodat zijn vrouw er ook kan wonen. Want ja, de man moet.
Geinig land toch?

Vuur, water, pan: soep 
tekst Michiel Bussink
Noordbroek, een oord langs een kaarsrechte weg temidden van de vlakke Noord-Groningse weilanden. Daar, net voorbij het gas van Slochteren, ligt de witgekalkte biologische boerderij plus winkel van de familie Arkema. Voor onder andere Groningse gekruide rollades, sukadelappen en varkenslever. Op het erf achter de boerderij zit een man in de zon op een stammetje, naast een berg geurend persvoer, in witte bedrijfskleding, inclusief haarnetje. En met een kommetje soep, uiteraard. Want de man is de directeur, tevens enige arbeider, van De Kleinste Soepfabriek. Doodzonde vond Michel Jansen het dat boeren met eko-hennen die het eieren leggen moe waren, vrijwel niks kregen voor hun bejaarde kippetjes. Terwijl je er nog altijd prachtige bouillon van kunt trekken. Vandaar dat hij zijn soepfabriekje begon in een verbouwde stal van de bioslagerij van de Arkema’s. Prompt komen twee Arkema-mannen met een blauwe krat, gevuld met botten, de soepmakerij binnen. Hups, daar gaan de runderpijpbeenderen in de bouillonketel. Om er in zestien uur tijd al hun smaak af te staan aan het water van tussen de 65 en 70 graden. Daarna zeven en Jansen heeft runderbouillon, de basis voor verschillende van zijn geprezen soepen. 

Flapperend door de zee
tekst Jurgen Seppen
Omdat de sint-jakobsschelp zwemt door de schelphelften op en neer te flapperen zijn deze verstevigd met dikke richels. Met wat goede wil lijkt de schelp wat op een kam en wordt daarom ook wel kamschelp genoemd. Pecten is Latijn voor kam en de officiële benaming van de sint-jakobsschelp is dan ook Pecten jacobeus. Sint-jakobsschelp is de meest bekende benaming, omdat deelnemers aan de pelgrimstocht naar het graf van de heilige Jacobus in Santiago de Compostela de schelp als herkenningteken dragen. Deze naamgeving klopt echter niet helemaal, de Pecten jacobeus komt alleen voor in de Middellandse zee, maar de schelp die de pelgrims dragen en het dier dat wij op ons bordje krijgen is meestal de grote kamschelp, de Pecten maximus uit de Atlantische oceaan. 
In vroeger tijden werd de schelp ook als bedelnap gebruikt en het verhaal gaat dat de erecode van struikrovers hen verbood dragers van de sint-jakobsschelp te beroven, waarschijnlijker is echter dat ze de pelgrims links lieten liggen omdat daar toch niet veel te halen viel.

Bijzondere reizen, bijzondere koks
Tekst Will Jansen
Bijvoorbeeld: Tien dagen op culinair avontuur door Cambodja en Thailand aan de hand van Marco Westmaas, de supergetalenteerde kok van Elzenduin Beach bij Ter Heijde. Tien dagen zwerven van de markt van Siem Reap in Cambodja naar een topdiner bij The Dome in Bangkok. Touroperator Talisman uit Dordrecht laat dromen uitkomen.
In Cambodja heerst de oude Khmer cultuur, ook in de keuken. Onder leiding van chef Westmaas krijg je daar van alles over te horen. Je brengt een bezoek aan de ruïnes van Angkor Wat, de oude junglestad, die qua grootte niet onderdeed voor het huidige New York. In Bangkok neemt Westmaas je mee op streetfood tour en dan niet van dat toeristische gedoe. De Elzenduin chef kent de markten van die metropool goed, hij heeft er zelf vaak genoeg rondgezworven. Hier proef je gerechten en smaken die je niet voor mogelijk houdt. Plotseling weet je ook waar de Spaanse goeroe van het moleculair koken, Ferran Adrià van ElBulli, zijn ideeën heeft opgedaan. De Thaï koken al sinds mensenheugenis zo. Ze verfijnden de wat boertige Chinese keukens en ontwikkelden technieken die nu pas in onze Westerse keukens zijn aangeland. Op cursus bij de Blue Elephant Cooking School zullen ze je daar wijzer in maken, zeker ook nadat je met kleine prauwen een luisterrijke tocht langs vissersdorpjes hebt gemaakt.

Met de paplepel bouwen we onze smaak op 
tekst Kathy Mathys
Het zijn moeilijke tijden voor wie gezond wil eten. Kranten sturen tegenstrijdige berichten over voedingssupplementen de wereld in. Op het internet tiert de pseudo-wetenschappelijke informatie over diëten en vetstoffen welig. We zijn dan ook wat blij met het nuchtere, helder onderbouwde en toch meeslepende relaas van Audrey Eertmans, een psychologe afgestudeerd aan de KU Leuven die net Waarom kinderen geen spruitjes lusten en volwassenen niet zonder koffie kunnen publiceerde.
In 2006 behaalde ze haar doctorstitel en voor haar dissertatie deed ze onderzoek naar de motieven van onze voedselkeuzes op een doordeweekse dag. Welke elementen bepalen wat we eten? Eertmans onderzocht de invloed van situatie- en persoonlijkheidskenmerken op onze voedingskeuze. Na jaren van onderzoek had Eertmans zoveel gelezen dat ze haar kennis wou delen met een groter publiek.

Vooral niet Frans koken voor Fransen
Tekst Martine Hoogschagen
Er zijn inmiddels meer dan 35.000 chambres d’hôtes in Frankrijk, waarvan naar schatting zo’n 2.000 met Nederlandse eigenaren. Daar vallen ook campings en gîtes onder. Ook wij behoren tot de groep mensen die zich in een Frans avontuur hebben gestort. Sinds anderhalf jaar hebben mijn man en ik chambres d’hôtes in het departement Vendée aan de Atlantische kust en organiseren met plezier table d’hôtes avonden. In theorie om nog wat extra’s bij te verdienen, maar in de praktijk meer voor de gezelligheid. 
Onze eerste table d’hôtes maaltijd was rampzalig; een van de gasten was binnen de kortste keren straalbezopen, de Nederlandse kinderen dreven ons tot wanhoop en we maakten een inval mee van de departementale fraudedienst. Ons leven is soms net zoals je dat in televisieprogramma's ziet.

Twee Bakkumse broers en hun toprestaurant 
Tekst Will Jansen
Ruim zes jaar geleden begonnen ze voor zichzelf, in een pand dat qua stijl de late Amsterdamse School weerspiegelt. Midden in hun eigen Bakkum, waar Thorvald (36) en Gaylord (35) de Winter geboren en getogen zijn. Het culinaire wereldje keek raar op toen hun Apicius in 2003 van Michelin een ster kreeg. 'De wie? De Winter?' En toen Michelin hen drie jaar later een tweede ster waard vond, wisten heel wat kenners helemaal niet meer hoe ze het hadden. Voorbij de Velser tunnel een twee sterren eetparadijsje? 
Toen ze veertien, vijftien jaar oud waren, gingen ze met hun ouders regelmatig uit eten in toprestaurants. Pa de Winter verdiende een goede boterham met zijn snackfabriek en horecagroothandel, ma had een schoonheidssalon. Ze hebben hun kinderen de liefde voor de mooie tafel met zorg bijgebracht. Zo gingen ze graag naar het Scholteshof in Hasselt, destijds het bij ons Nederlanders zeer bekende gastronomische paleis van Roger Souvereyns. Bij een van die gelegenheden zat Paul Fagel aan de tafel naast hen en kwamen ze aan de praat. 'Toen is het eigenlijk begonnen. Ik was zo onder de indruk van de gepassioneerdheid van meneer Fagel en mijn broer ook, dat we thuis plannen begonnen te maken. 

Symbiose van kunst en eten in Atelier Guy Savoy
tekst Will Jansen
Guy Savoy (1953) is een van de opmerkelijkste chefs van de Franse superliga. Hij is niet zo kosmopolitisch als zijn illustere kompanen Bocuse, Ducasse, Gagnaire, Robuchon en de gebroeders Pourcel, maar heeft naast zijn Restaurant Guy Savoy op de Rue Troyon vlakbij de Arc de Triomphe, vier zaken in Parijs en een in Las Vegas en dat telt toch aardig mee. Savoy hoort niettemin bij de club van koks die in andere tijden en misschien ook in een ander métier goed voor een standbeeld zouden zijn geweest vanwege hun uitstraling, hun creativiteit, hun durf en het succes.
Savoy is evenwel op een heel andere manier opmerkelijk en misschien wel uniek in zijn vak. Hij combineert met verve de hogeschoolgastronomie met andere vormen van kunst. Zijn restaurant beschouwt hij als een galerie, in twee opzichten. Zijn gasten kunnen zich laven aan zijn bijzondere verzameling beelden, schilderijen en vitrines vol kunstzinnige objecten en tegelijkertijd kan Savoy ze overrompelen met de producten uit zijn eigen atelier, de culinaire meesterwerkjes. Hij is daar heel serieus in. Op de kunstzinnig gedecoreerde borden van Tony Soulier en Jacques Bosser liggen de ingrediënten in strak geregisseerde patronen.elf misschien eens ergens anders gaan zoeken.'

Nicolaas Klei leest, drinkt en eet Ripailles
Wat je bij het eten drinkt is makkelijk: lekkere wijn. Maar wat voor fles giet je in het eten? Neem nu boeuf bourguignon, op z'n Nederlands gezegd sudderlapjes gestoofd in wijn. Een gerecht uit Bourgogne, dus daar moet bourgogne in. Oeps, wat is dat duur! Nou vooruit, wijnwinkelier, omdat u ons bezweert dat het echt ‘een verrekt mooi glas wijn’ is. 

Bouillon leest 

Bouillonnetjes

De Bouillonambassadeurs

Wie werkten er mee aan dit nummer

 

© 2019 - 2024 Uitgeverij bouillon | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel